De mist is nog niet opgetrokken uit de valleien wanneer ik mijn auto aansluit achter een rij van een tiental auto’s die al langs het betreffende wijnveld staat geparkeerd. Het veld is gelegen naast een kleine asfaltweg en gaat deels schuil onder de ochtendmist. Volle druiventrossen van matzwarte druifjes hangen tussen het groene druivenloof. Vandaag staat op het programma de druivenoogst van een kleine wijnboer in het plaatsje Saint Laurent la Vallée. Het is de schoonvader, le beau père, van een vriend.
In de verte staat een groepje mensen te praten en aan de overkant van het weggetje komt een vrouw de bosjes uit; ze is nog bezig haar broek op te hijsen. ‘Zo, nu weet ik meteen waar het toilet is!’ zeg ik lachend tegen haar. Ik loop op de groep mensen in de verte toe en even later knijp ik in de grote sterke hand van Le beau père. Het is nog fris op het veld en de man draagt een vest en een warme jas. De kraag van de jas is versleten en een doorleefde alpinopet staat scheef op zijn hoofd.
Bezige handen
Aan de rand van het wijnveld staat een stapel emmers en ligt een tiental knipscharen in het gras te wachten op bezige handen. De helpers druppelen gestaag het veld op en ik constateer dat mijn aanwezigheid de gemiddelde leeftijd flink doet dalen. Er wordt koffie geschonken uit grote thermoskannen voor wie extra motivatie nodig heeft om aan de slag te gaan. We zijn met circa 35 personen: veelal buren , (schoon-)familie en vrienden.
Dan wordt een oude tractor gestart - het startsein. Ik zie mensen waarvan de leeftijd doet vermoeden dat zij zich vandaag niet voor het eerst van hun leven tussen de druivenranken begeven. Ik krijg een emmer aangereikt, kies een gang uit en kijk eerst even toe hoe een oude man behendig de ene tros na de ander in zijn emmer laat belanden. De vraag waarom het druiven plúkken heet en niet druiven kníppen speelt door mijn hoofd, maar ik laat de vraag vervliegen. Een stukje verderop in de rij ga ik zelf aan de slag.
Tussen het groen lijkt het een andere wereld; er klinken stemmen en af en toe gelach, ver weg en dichtbij, maar er is niemand te zien. Behalve dan de mensen die in de zelfde gang als ik aan het werk zijn. Het zachte klikken van de schaartjes klinkt als een simpel maar ritmisch muziekje. Van tijd tot tijd komt er een hand tevoorschijn vanonder de druivenranken in de rij tegenover mij; de emmer wordt geleegd en zonder iets te zeggen weer teruggezet. Zo nu en dan starten de tractoren, waarna het ronken van de motor weer wegsterft op de plek waar de volgende emmers worden geleegd.
De druiven zijn klein en matzwart van kleur. Ze smaken lichtzoet en hebben een ferme schil. De kleine wijngaard is 36 jaar oud en telt 2050 druivenstokken, oftewel: pieds, van de rassen Merlot en Cabernet. ‘Een wijngaard kan meer dan 100 jaar worden’, antwoordt le beau père op mijn vraag. De planten zijn bedekt met een groengrijs waas en ruiken naar zwavel. Het is een bestrijdingsmiddel tegen luizen en schimmel: sulfaat. Binnen afzienbare tijd zien mijn handen er net zo uit als de bladeren en ik vraag me lichtbezorgd af of dat nou wel zo gezond is. Maar niemand om mij heen ziet er zorgelijk uit; ik lijk de enige te zijn.